Regelmatig en aandachtig de Bijbel lezen maakt dat je God en Jezus van Nazareth leert kennen. Bedenk dat wat je leest in de Bijbel, je op een bepaalde manier kunt meemaken in je dagelijkse leven.
“Zo spreekt de HEER, Israëls koning en verlosser, de HEER van de machten: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste, en buiten Mij is niemand God!” (Jesaja 44:6, WV).
God, de Almachtige, heeft alles en allen, de hemel en de aarde geschapen.
Hij heeft de mens naar zijn beeltenis geschapen, maar niet het eeuwig leven gegeven.
Hij heeft de mens de beschikking over alles gegeven, en de mens moet daarover aan God verantwoording afleggen.
De eerste mens heeft Hem niet gehoorzaamd, en velen zijn de eerste mens daarin gevolgd.
Daar heeft God de mensheid voor gestraft.
God heeft het volk Israël uitgekozen en het zijn voorschriften gegeven om een voorbeeld van onberispelijk gedrag te laten zijn voor alle volkeren.
Dit gedrag betekent vooral: alleen God aanbidden, alleen God dienen, God boven alles beminnen en je naaste liefhebben als jezelf.
Ondanks Gods vele waarschuwingen en vermaningen, vervielen de Israëlieten echter veelvuldig en langdurig in verkeerd gedrag.
Daar heeft God hen voor berispt en gestraft, en het hen, oneindig genadig als Hij is, ook weer vergeven.
Jezus van Nazareth is geboren om aan het volk Israël te laten zien wat onberispelijk gedrag is.
De engel Gabriël heeft voor Jezus’ geboorte tegen zijn moeder Maria gezegd, dat Hij de Zoon van de Allerhoogste zal worden genoemd; heilig, Zoon van God.
Jezus noemde zichzelf heel vaak de Mensenzoon.
Hij leefde naar Gods wil en vroeg zijn geloofsgenoten, de Israëlieten, dat ook te doen, en Hij verkondigde, al rondtrekkend door het land, dat het koninkrijk van God nabij was.
Hij genas iedere zieke, die geloof in Hem toonde en Hem om genezing vroeg, van iedere ziekte of kwaal en wekte pasgestorvenen op uit de dood.
Hij liet zo aan de zondaren, dat zijn de geloofsgenoten die niet Gods wil deden, merken dat Hij hun weer rein wilde maken en kon maken, als zij dat zelf wilden en ernaar handelden.
Jezus had vele volgelingen onder zijn geloofsgenoten.
De geestelijke leiders van de Israëlieten hebben Hem echter afgewezen en ter dood laten veroordelen.
Jezus van Nazareth is onschuldig aan het kruis gestorven.
Op die manier heeft Hij de zonden van de mensen op zich genomen, geheel en alleen voortvloeiend uit Gods oneindige barmhartigheid jegens de mens.
De derde dag is Hij opgewekt uit de doden en op de veertigste dag is Hij ten op hemel opgestegen.
Jezus heeft de mens vrijgemaakt van zonden, zodat de mens de weg van God kan gaan.
Daarom wordt Hij de Verlosser, de Gezalfde genoemd.
Tijdens zijn leven heeft Jezus hoofdzakelijk de Israëlieten aangesproken op hun zondige gedrag en hen aangemoedigd zich te bekeren.
Gelukkig voor niet-Israëlieten heeft Hij, vlak voor Hij ten hemel opsteeg, zijn leerlingen de opdracht gegeven aan alle volken te verkondigen wat zij van Hem hebben geleerd en de volken aan te moedigen volgens zijn leer te leven.
Op de vijftigste dag is de heilige Geest gekomen om de verspreiding van Jezus’ leer te begeleiden en te ondersteunen.
En als de mens het vraagt, de mens te helpen Gods weg te gaan.
Inderdaad, de mens helpen zich goed voor te bereiden op de komst van Jezus Christus.
Die komt om in naam van God de mensen in twee groepen te verdelen, de goeden en de slechten.
De goeden krijgen het eeuwig leven dicht bij God; de slechten worden voor eeuwig afgezonderd van God.
Ik dank God dat Hij mijn God is en dat ik op Hem kan vertrouwen, altijd en overal. Ik dank God dat de mens alleen dankzij Hem liefde kent, liefde heeft en liefde geeft.
Ik dank God voor alles wat ik heb, voor alles wat ik bezit en voor alles wat ik kan, want al dat alles is dankzij Hem.
Ja, ik dank God dat ik al mijn vragen, problemen, zorgen, angsten, wanen, emoties en verzoeken steeds aan Hem mag voorleggen; iedere keer weer, ook al is het zo veel en doe ik dat zo vaak.
God antwoordt altijd. Het is belangrijk om geduldig op Gods antwoord te wachten en om het zelf te (willen) zien wanneer, hoe en wat Hij antwoordt.