Ga naar de inhoud

Motto 17

Gods werken in jou doet je het goede gunnen aan anderen


Dit motto is gebaseerd op onder meer de volgende bijbelverzen:

“(…) een landeigenaar die ’s morgens heel vroeg eropuit ging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens over een denarie per dag en stuurde hen naar zijn wijngaard. Toen hij rond het derde uur eropuit ging, zag hij nog andere mensen zonder werk op het marktplein staan. Hij zei tegen hen: “Ga ook naar mijn wijngaard, en ik zal betalen wat billijk is.” (…) Toen hij rond het elfde uur eropuit ging, zag hij nog andere mensen staan (…) Waarop hij tegen hen zei: “Ga ook naar mijn wijngaard.”
Toen het avond was geworden, zei de eigenaar van de wijngaard tegen zijn opzichter: “Roep de arbeiders en betaal hun het loon uit, de laatsten het eerst.” De arbeiders van het elfde uur kregen ieder een denarie. De eersten verwachtten toen dat ze meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder een denarie. Ze namen hem aan, maar mopperden tegen de landeigenaar:  “Die laatsten daar hebben één uur gewerkt, en u stelt hen gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte gedragen hebben.”
Maar hij gaf een van hen ten antwoord: “Vriend, ik doe je geen onrecht. We waren het toch eens geworden voor een denarie? Pak je geld maar aan, en ga. Ik wil die laatste evenveel geven als jou. Of mag ik niet met het mijne doen wat ik wil? Of ben jij jaloers omdat ik goed ben?””, volgens Matteüs 20: 1-15, WV.

“(…) En het feest begon. Maar zijn oudste zoon was nog op het land. Toen hij naar huis kwam, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat er te doen was. Die antwoordde: “Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel terug heeft.”
Toen werd hij kwaad en hij wilde niet binnenkomen. Daarop kwam zijn vader naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Maar hij gaf zijn vader ten antwoord: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”
Maar hij zei: “Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. We moeten feestvieren en blij zijn, want die broer van je was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.”’”, volgens Lucas 15: 24-32, WV.