Gekeerd zijn tot God; Hij is met ons, ook in moeilijke tijden, na ingrijpende gebeurtenissen
Dit motto is gebaseerd op onder meer de volgende bijbelverzen:
“Ze spraken haar aan: ‘Waarom huilt u zo?’ Ze antwoordde: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd!’ Na deze klacht keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. Jezus vroeg: ‘Waarom huilt u zo? Zoekt u iemand?’ In de mening dat het de tuinman was zei ze: ‘Heer, als u het bent die Hem hebt weggenomen, zeg me dan waar u Hem hebt neergelegd; dan kan ik Hem laten halen.’ Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat is het Hebreeuws voor: meester.) ‘Houd Me niet vast’, zei Jezus. ‘Ik moet nog opstijgen naar de Vader. Ga liever naar mijn broeders en zeg hun: “Ik stijg op naar mijn Vader die ook jullie Vader is, naar mijn God die ook jullie God is.”’”, volgens Johannes 20: 13-17, WV.
“Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij twee broers – Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas – het net uitwerpen in het meer; want het waren vissers. Hij sprak hen aan: ‘Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.’ Meteen lieten ze hun netten achter en volgden Hem.”, volgens Matteüs 4: 18-20, WV.
“Simon Petrus zei tegen hen: ‘Ik ga vissen.’ ‘Dan gaan wij mee’, antwoordden ze. Ze gingen dus op weg en klommen aan boord, maar die nacht vingen ze niets. Toen het intussen morgen was geworden, stond Jezus aan de oever, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Hij riep hun toe: ‘Vrienden, hebben jullie soms iets te eten?’ ‘Nee’, riepen ze terug. ‘Werp dan het net uit, rechts van de boot,’ zei Hij, ‘daar zul je wel iets vinden.’ Ze wierpen het net uit, en er zat zo’n massa vis in dat ze niet meer bij machte waren het op te halen.”, volgens Johannes 21: 3-6, WV.
“Nog een derde keer vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van Mij?’ Het deed Petrus pijn dat Hij hem voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield, en hij zei: ‘Heer, U die alles weet, U beseft toch wel dat ik van U houd.’ Daarop zei Jezus: ‘Zorg dan voor mijn schapen.”, volgens Johannes 21: 17, WV.
“Toen liet Mozes de Israëlieten vanaf de Rietzee verder trekken naar de woestijn van Sur. Drie dagen trokken zij door de woestijn, zonder water te vinden.
(…) ‘Als u oprecht gehoorzaamt aan het woord van de HEER uw God, en als u doet wat in zijn ogen goed is, als u zijn voorschriften opvolgt en zijn verordeningen onderhoudt, dan zal geen van de ziekten die Ik over Egypte liet komen, u treffen. Ik ben de HEER, uw geneesheer.’
Zij kwamen vervolgens in Elim, een plaats met twaalf bronnen en zeventig palmen, en zij legerden zich daar bij het water.”: Exodus 15: 22, 26-27, WV.
“Zij braken op uit Elim en heel de gemeenschap van de Israëlieten kwam in de woestijn Sin, die tussen Elim en de Sinaï ligt. (…) En heel de gemeenschap van de Israëlieten morde tegen Mozes en tegen Aäron in de woestijn. (…) u hebt ons uitgeleid naar deze woestijn om heel deze gemeente van honger te laten sterven.
En de HEERE sprak tot Mozes:
Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord. Spreek tot hen en zeg: Tegen het vallen van de avond zult u vlees eten, en in de morgen zult u met brood verzadigd worden. Dan zult u erkennen dat Ik de HEERE, uw God, ben.”: Exodus 16: 1-3, 11-12, HSV.
“Daarna brak heel de gemeenschap van de Israëlieten uit de woestijn Sin op en trok van rustplaats tot rustplaats, op bevel van de HEERE, en zij sloegen hun kamp op in Rafidim. Daar was echter geen water voor het volk om te drinken.
De HEERE zei tegen Mozes: Trek vóór het volk uit, en neem enkelen van de oudsten van Israël met u mee. Neem uw staf, waarmee u de Nijl sloeg, in uw hand en ga op weg.
Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij de Horeb staan. Dan moet u op de rots slaan, en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed dit voor de ogen van de oudsten van Israël.”: Exodus 17: 1, 5-6, HSV.
“Toen kwam Amalek en bond de strijd aan met Israël in Rafidim.
Mozes zei tegen Jozua: Kies mannen voor ons uit en trek op, bind de strijd aan met Amalek. Morgen zal ik op de top van de heuvel staan met de staf van God in mijn hand.
Zo overwon Jozua Amalek en zijn volk met de scherpte van het zwaard.”: Exodus 17: 8-9, 13, HSV.
“Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord,
en mij gered uit al wat ik vrees.
Deze ellendige riep en de HEERE hoorde;
Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.
Proef en zie dat de HEERE goed is;
welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt.”: Psalm 34: 5, 7, 9, HSV.