Ga naar de inhoud

Motto 33

Meeleven met anderen, met elkaar aan vergevingsgezindheid blijven werken; wrok en bitterheid buitensluiten


Dit motto is gebaseerd op onder meer de volgende bijbelverzen:

“Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal.”, volgens Mattheüs 18: 21-22, HSV.

“Toen riep zijn heer hem bij zich en zei: “Jij slechte dienaar, ik heb je heel die schuld kwijtgescholden, toen je mij daarom smeekte.  Had juist jij geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?”  En zijn heer werd zo kwaad, dat hij hem overleverde aan de beulen, totdat hij heel zijn schuld zou hebben terugbetaald.  Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen, als niet ieder van jullie zijn broeder van ganser harte vergeeft.’ “, volgens Matteüs 18: 32-35, WV.

“En wanneer je staat te bidden, vergeef dan degene tegen wie je iets hebt, opdat je Vader in de hemel ook jullie je overtredingen vergeeft.’”, volgens Marcus 11:25, WV.

“Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken.
Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de watervaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen.
Toen wierp zij zich met het gezicht ter aarde, boog zich naar de grond en zei tegen hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u naar mij omziet, terwijl ik een buitenlandse ben?
Boaz antwoordde en zei tegen haar: Het is mij allemaal verteld, alles wat u na de dood van uw man voor uw schoonmoeder gedaan hebt, en hoe u uw vader en uw moeder en uw geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat u voorheen niet kende. Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen.”: Ruth 2: 8-12, HSV.

“Ja, God is goed voor de rechtvaardigen,
goed is Hij voor de zuiveren van hart.
Maar ik – ik was bijna uitgegleden,
het scheelde niets of ik was misgestapt.
Toen mijn hart verbitterd was
en mijn nieren verstoord,
was ik een domoor, een dwaas,
was ik als een rund tegenover U.”: Psalm 73: 1-2, 21-22, WV.

“Zeg niet: ‘Wat hij met mij heeft gedaan, doe ik hem aan; ik zal die man naar zijn daden vergelden!’”: Spreuken 24: 29, WV.