De ander is gebaat bij opbouwende kritiek; roddelen is schade toebrengen aan de ander, zonder dat die zich er goed tegen kan verdedigen (een gedachte midden in deze Veertigdagentijd)
Dit motto is gebaseerd op onder meer de volgende bijbelverzen:
“Onthoud je van lasterlijke aantijgingen. Maak geen gemene zaak met een misdadiger door iemand vals te beschuldigen.”: Exodus 23: 1, NBV21.
“De HEERE sprak tot Mozes:
Spreek tot heel de gemeenschap van de Israëlieten, en zeg tegen hen: Heilig moet u zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig.
U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de HEERE.”: Leviticus 19: 1-2, 16, HSV.
“Wat mijn mond zegt en mijn hart overweegt,
laat het U genoegen doen,
HEER, mijn rots, mijn verlosser.”: Psalm 19: 15, WV.
“Trek mij uit het net dat zij heimelijk voor mij spanden,
want U bent mijn kracht.
In Uw hand beveel ik mijn geest;
U hebt mij verlost, HEERE, getrouwe God!
Want ik hoor de laster van velen;
angst van rondom,
omdat zij tegen mij samenspannen.
Zij bedenken plannen om mij het leven te benemen.
Maar ík vertrouw op U, HEERE.
Ik zeg: U bent mijn God!”: Psalm 31: 5-6, 14-15, HSV.
“De HEER wil ik prijzen, elk uur van de dag,
mijn mond is altijd vol van zijn lof.
Laat mijn leven een loflied zijn voor de HEER,
de nederigen zullen het met vreugde horen.
Roem met mij de grootheid van de HEER,
sluit u aan om zijn naam te verheffen.
Kom, kinderen, luister naar mij,
ik leer je ontzag voor de HEER.
Hebben jullie het leven lief,
wil je goede jaren genieten?
Behoed dan je tong voor het kwaad,
je lippen voor woorden van bedrog.
Mijd het kwade, doe wat goed is,
streef naar vrede, jaag die na.”: Psalm 34: 2-4, 12-15, NBV21.
“Als je voor God staat, wees dan niet te vlug met je tong
en spreek niet overhaast.
Want God is in de hemel en jij bent op aarde.
Wees daarom zuinig met je woorden.”: Prediker 5:1, WV.
“Er is geen mens op aarde die nooit zondigt, die alleen maar goed is en altijd rechtvaardig.
Spits daarom je oren niet bij alles wat er om je heen gezegd wordt.
Dan hoef je niet te horen hoe je dienaar je vervloekt.
Je weet maar al te goed hoe vaak ook jij een ander hebt vervloekt.”: Prediker 7:20-22, NBV21.
“Hun tong is een moordende pijl,
bedrog spreekt hij.
Met zijn mond spreekt men van vrede met zijn naaste,
maar in zijn binnenste legt men hem een hinderlaag.”: Jeremia 9: 18, HSV.
“En toen Hij bij de menigte vandaan thuisgekomen was, vroegen Zijn discipelen Hem naar de gelijkenis.
En Hij zei tegen hen: Bent ook u zo onwetend? Ziet u niet in dat alles wat van buitenaf de mens binnengaat, hem niet kan verontreinigen?
Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen voort kwade overwegingen, alle overspel, ontucht, moord,
diefstal, hebzucht, allerlei kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, lastering, hoogmoed, dwaasheid;
al deze slechte dingen komen van binnenuit en verontreinigen de mens.”, volgens Markus 7: 17-18, 21-23, HSV