Ga naar de inhoud

Motto 55

Dankzij Gods gerechtigheid, Gods oneindige genade en Gods oneindige barmhartigheid aan Hem mogen vragen om heil, voorspoed en redding voor de ander(en); ook voor de andersdenkende(n)


Dit motto is gebaseerd op onder meer de volgende bijbelverzen:

“Tegen jullie die naar Mij luisteren zeg Ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen.”, volgens Lucas 6: 27-28, NBV21.

“Nadat Hij al Zijn woorden beëindigd had ten aanhoren van het volk, ging Hij Kapernaüm binnen.
En een dienaar van een zekere hoofdman over honderd, die hij zeer waardeerde, was ziek en lag op sterven.
Toen hij over Jezus gehoord had, stuurde hij de oudsten van de Joden naar Hem toe en dezen vroegen Hem te komen en zijn dienaar gezond te maken.
En Jezus ging met hen mee, maar toen Hij niet ver meer van het huis was, stuurde de hoofdman enkele vrienden naar Hem toe om tegen Hem te zeggen: Heere, doe geen moeite, want ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt.
Daarom heb ik ook mijzelf niet waard geacht naar U toe te komen, maar spreek een woord en mijn knecht zal genezen zijn.
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich over hem, en Hij keerde Zich om en zei tegen de menigte die Hem volgde: Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden. En toen zij die gestuurd waren, in het huis teruggekeerd waren, vonden zij de zieke dienaar gezond.”, volgens Lukas 7: 1-3, 6-7, 9-10, HSV.

“Daarom zei de HEER: ‘Luid stijgt de roep om wraak uit Sodom en Gomorra op! Uitermate zwaar is hun zonde!  Ik ga naar beneden om te zien of hun daden werkelijk overeenstemmen met de roep die tot Mij is doorgedrongen; Ik wil het weten.’ 
Abraham ging naar Hem toe en zei: ‘Wilt U werkelijk met de boosdoeners ook de rechtvaardigen verdelgen?  Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult U die dan verdelgen? Zult U de stad geen vergiffenis schenken omwille van de vijftig rechtvaardigen die er wonen?  Zoiets kunt U toch niet doen: de rechtvaardigen samen met de boosdoeners laten sterven! Dan zou het de rechtvaardigen vergaan als de boosdoeners; dat kunt U toch niet doen! Zal Hij, die de hele aarde oordeelt, geen recht doen?’ 
En de HEER zei: ‘Als Ik in Sodom vijftig rechtvaardigen in de stad vind, zal Ik omwille van hen de hele stad vergiffenis schenken.’  Abraham begon weer en zei: ‘Mag ik zo vrij zijn tot mijn Heer te spreken, ofschoon ik maar stof en as ben?  Misschien ontbreken er aan de vijftig rechtvaardigen vijf; zult U dan toch om die vijf de hele stad verwoesten?’ En Hij zei: ‘Ik zal haar niet verwoesten als Ik er vijfenveertig vind.’  Abraham zei: ‘Laat mijn Heer niet kwaad worden als ik nog één keer spreek; misschien zijn er maar tien te vinden.’ En Hij zei: ‘Ik zal de stad niet verwoesten, omwille van die tien.’  Zodra de HEER zijn gesprek met Abraham beëindigd had, ging Hij weg, en Abraham keerde naar zijn woonplaats terug.”: Genesis 18: 20-21, 23-28, 32-33, WV.

“Toen sprak de HEERE tot Mozes: Ga, daal af, want uw volk, dat u uit het land Egypte hebt geleid, heeft verderfelijk gehandeld.
Zij zijn al snel afgeweken van de weg die Ik hun geboden had: zij hebben voor zichzelf een gegoten kalf gemaakt, zij buigen zich ervoor neer, offeren eraan en zeggen: Dit zijn uw goden, Israël, die u uit het land Egypte geleid hebben.
Ook zei de HEERE tegen Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie, het is een halsstarrig volk.
Nu dan, laat Mij begaan, zodat Mijn toorn tegen hen ontbrandt en Ik hen vernietig. Dan zal Ik ú tot een groot volk maken.
Maar Mozes trachtte het aangezicht van de HEERE, zijn God, gunstig te stemmen, en zei: HEERE, waarom zou Uw toorn ontbranden tegen Uw volk, dat U met grote kracht en sterke hand uit het land Egypte geleid hebt?
Waarom zouden de Egyptenaren zeggen: Met kwade bedoelingen heeft Hij hen uitgeleid, om hen in de bergen te doden en hen van de aardbodem te vernietigen? Laat Uw brandende toorn varen, en heb berouw over het kwaad voor Uw volk.
Denk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw dienaren, aan wie U bij Uzelf hebt gezworen en tot hen gesproken hebt: Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en dit hele land waarover Ik gesproken heb, zal Ik aan uw nageslacht geven, zodat zij het voor eeuwig in erfbezit nemen. Toen kreeg de HEERE berouw over het kwaad dat Hij gesproken had Zijn volk te zullen aandoen.”: Exodus 32: 7-14, HSV.

“’Leen mij uw oor, hemel, nu ik ga spreken,
Luister aarde, naar wat ik zeggen zal.
Want de naam van de HEER roep ik uit:
Hij is onze God, laat iedereen Hem prijzen!
Hij is een rots, Hij staat voor recht;
alles wat Hij doet is volmaakt.
Trouw is God, rechtvaardig en zuiver,
in Hem is geen spoor van kwaad.”: Deuteronomium 32:1, 3-4, NBV21.

“Dit zegt de HEER:
Handel rechtvaardig, handhaaf het recht;
de redding die Ik breng is nabij,
en weldra openbaar Ik mijn gerechtigheid.” Jesaja 56: 1, NBV.

“Dag na dag zoeken zij Mij,
verlangend mijn wegen te kennen,
als gold het een volk dat gerechtigheid beoefent,
en het recht van zijn God niet verwaarloost.
Rechtvaardige oordelen vragen zij Mij,
verlangend naar Gods nabijheid.”: Jesaja 58: 2, WV.

“Zing voor de HEER een nieuw lied,
zing voor de HEER, heel de aarde.
Zing voor de HEER, prijs zijn naam,
verkondig van dag tot dag dat HIJ ons redt.
Maak aan alle volken zijn majesteit bekend,
aan alle naties zijn wonderdaden.
Groot is de HEER, Hem komt alle lof toe,
Zeg aan de volken: ‘De HEER is koning.
Vast staat de wereld, zij wankelt niet.
Hij oordeelt de volken naar recht en wet.’
in aantocht is Hij als rechter van de aarde.
Rechtvaardig zal Hij de wereld berechten,
eerlijk oordelen over de volken.”: Psalm 96: 1-4a, 10, 13bcd, NBV.

“De HEERE regeert, laat de aarde zich verheugen
gerechtigheid en recht zijn het fundament van Zijn troon.”: Psalm 97: 1a, 2b, 10-12, HSV.