De mens is tegenover God verantwoordelijk en aansprakelijk voor zijn omgang met de aarde; de mens heeft de aarde in gebruik en mag de aarde bewerken
Dit motto is gebaseerd op onder meer de volgende bijbelverzen:
“In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de geest van God zweefde over de wateren.
God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag.”: Genesis 1: 1-2, 31, WV.
“Zo werden de hemel en de aarde voltooid, en alles waarmee ze toegerust zijn.
Toen bracht de HEER God de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te beheren.”: Genesis 2: 1, 15, WV.
“Daarom zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.”: Genesis 3: 23, HSV.
“Toen zegende God Noach met zijn zonen, en zei tegen hem: ‘Wees vruchtbaar, word talrijk en bevolk de aarde. Er zal vrees en schrik voor u zijn bij alle dieren op de aarde, bij alle vogels in de lucht, bij alles wat op de grond kruipt en bij alle vissen in de zee; ze zijn onder uw heerschappij gesteld.”: Genesis 9:1-2, WV.
“Zes jaar mag u uw akker bezaaien, zes jaar mag u uw wijngaard snoeien en de opbrengst ervan inzamelen.
Maar in het zevende jaar moet het voor het land sabbat zijn, een periode van volledige rust, een sabbat voor de HEERE. Uw akker mag u niet bezaaien en uw wijngaard mag u niet snoeien. Wat er na uw laatste oogst nog opkomt, mag u niet oogsten, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken. Het is een jaar van volkomen rust voor het land.”: Leviticus 25: 3-5, HSV.
“De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat,
de wereld en wie er wonen.”: Psalm 24: 1, HSV.
“Nog voor de bergen waren geboren,
voor wereld en aarde waren gebaard,
bent U God, van eeuwig tot eeuwig.
Maar de mens voert U terug tot stof
en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’
Leer ons de vluchtigheid te zien van ons leven,
laat die wijsheid doordringen tot ons hart.
Laat uw dienaren zien wat U voor hen doet,
toon uw pracht aan hun kinderen.
Heer, onze God, toon ons uw liefde:
laat slagen waaraan onze handen beginnen,
laat slagen waaraan onze handen beginnen.”: Psalm 90: 2-3, 12, 16-17, WV.
“Prijs de HEER, o mijn ziel.
HEER mijn God, U bent machtig groot,
met pracht en met verhevenheid omkleed.
Hoe veelzijdig is wat U doet, o HEER,
alles hebt U met wijsheid gemaakt:
de aarde is vervuld van uw kunstenaarschap.
Zo is daar de zee, groot en wijd gespreid,
ze krioelt van ontelbare dieren,
van zowel grote als kleine.
Glorie zij de HEER voor immer en altijd;
dat Hij vreugde zal beleven aan alles wat Hij gemaakt heeft:”: Psalm 104: 1, 24-25, 31, WV.
“Een mens overlegt in zijn hart,
maar het antwoord van de tong komt van de HEER.
Heel het gedrag van een mens kan in zijn eigen ogen rein zijn,
maar de HEER toetst de geesten.
Bied de HEER je werken aan
en je plannen zullen slagen.”: Spreuken 16: 1-3, WV.
“‘Wij danken U, Heer, God, Albeheerser, die is en die was, dat u uw grote macht gegrepen hebt en uw koningschap aanvaard hebt. De volken waren in toorn ontstoken, maar ook úw toorn is ontbrand, en de tijd is gekomen om de doden te oordelen en om het loon aan uw dienstknechten, de profeten, te geven, aan de heiligen en aan hen die ontzag hebben voor uw naam, kleinen en groten, en om hen te vernietigen die de aarde vernietigen.’”: Openbaring 11: 17-18, WV.
“Daarna hoorde ik iets dat klonk als een luide stem van een grote menigte in de hemel: ‘Halleluja! De redding en de eer en de macht zijn van onze God, want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen. Hij sprak het oordeel uit over de grote hoer, die met haar ontucht de aarde in het verderf stortte. Hij heeft het bloed van zijn dienstknechten aan haar gewroken.’”: Openbaring 19: 1-2, WV.